Reisverslag : Dolomieten Juli 2009. (dag 7) ** foto klik = foto groot **
(een kleine waarschuwing ; korte verhalen schrijven lukt mij gewoonweg niet…)
Vrijdag 31 Juli 2009 ; door de Dolomieten en terug
Op het moment dat wij ’s ochtends opstaan voor het reguliere Italiaanse buitenontbijt merken wij dat het stukken ‘frisser’ is. Dat benauwde is compleet verdwenen.
Mij persoonlijk bevalt deze temperatuur (op dit moment) veel beter, en tijdens het ontbijt vernemen wij van onze gastdame waarom de temperatuur zoveel lager is, en waarom er zoveel blad op straat ligt.
Terwijl wij gisteren compleet zaten weg te gloeien daar aan dat veel te druk bezochte Garda meer, toen hebben ze hier in Nalles (en omgeving) zeldzaam zware hagelbuien gehad.
Auto’s zijn beschadigd, en hele appeloogsten zijn in een paar minuten compleet verwoest. In al die jaren, zegt ‘mevrouw Haus Helga’ hebben ze zoiets als deze zware hagel hier in deze periode nog nooit meegemaakt !
Tis een keer wat anders natuurlijk, maar dan kies ik toch liever voor pootje baden aan het Lago di Garda.
Want om nou de RoyaleTourer beschadigd te zien worden vanwege zulke ijsballen, daar heb ik nou ook zo 1-2-3 ook geen behoefte aan.
Het is dus een stuk frisser vandaag, ik begin de dag wederom met een Ibuprofen, en begin mij met de dag slechter te voelen, en eerlijk gezegd zie ik nu al als een berg tegen de terugreis (a.s. Zondag) op.
Maar goed, eerst vandaag en morgen nog maar eens doorkomen.
Zoals ik in het eerste begin had geschreven, was ik enthousiast gemaakt voor deze omgeving door het geschreven stuk over Brüneck (Brunico) in dat blad bij de tandarts, en daarom gaan we vandaag, via allerlei mooie omwegen die kant op !
linkje naar Dolomieten kaart
(Brüneck ; boven in beeld)
Uiteraard knorren wij eerst weer binnendoor naar Bolzano, om vanuit daar via allerlei smalle, maar vooral kronkelige bergwegen, en in dit geval door
Steinegg en via het mooie
Nova Levante, langs die fantastisch azuurblauwe
Lago di Carezza, naar
Pozza di Fazza te rijden.
Dus, zoals op onderstaand kaartje te zien is, over de
Passo di Castalunga.
En dat is deze vakantie niet de eerste keer dat wij hier zijn. Maar een eerste, tweede, of van mijn part een derde keer ; het maakt niet uit. De belevenis is er niet minder onder !
Uiteraard hebben ook wij de RianteToerfiets even geparkeerd bij die
Lago di Carezza, en dat viel nog niet mee om het ding een beetje langs de kant van de weg te parkeren.
Het enige plekje waar je de motor eigenlijk een beetje fatsoenlijk in het zicht neer kunt zetten is, als je van beneden naar boven gaat, aan de rechterkant van de weg, op een soort van stoffige parkeerdinges.
Maar het nadeel van dat plekje is, dat het met gemak zo’n 15 tot soms wel 20 centimeter lager ligt dan het asfalt.
Van het asfalt afbutsen naar die de parkeerplek zelf toe, dat wil nog wel…, maar je moet het asfalt ook weer op…
Tegenvallertje…, viel niet mee dus. Maar omdat we thuis zijn gekomen met (een onbeschadigde) motor en al, weet U dat het toch wel gelukt is.
Gewoon een kwestie van gasgeven, en voorzichtig zijn (of andersom)
(dat blauw van dat water is moeilijk of foto te krijgen)
(ook weer niet druk hier)
Passo di Castalunga dus (ook wel bekend als de Karerpass), en vandaar naar
Canazei.
En hoewel het allemaal de tweede keer is dat wij hier deze vakantie zijn, zien wij nu meer van de omgeving dan de eerste keer.
Toch wel mooi hoor daar.
Vanuit
Canazei, nemen wij (nog een keer) de 60 (haarspeld)bochten van de
Passo Pordoi. We doen een bakkie daar boven op die Pordoi, en allebei vinden wij dat het ronduit koud hier boven is.
Hoe anders dan een paar dagen geleden. Nu dus gewoon koud. Koud als in behoorlijk onaangenaam.
Koud hebben het ook de wielrijders die hier een soort van wedstrijd aan het doen zijn. En hoewel ik persoonlijk helemaal nix met dat wielrennen op heb, buig ik absoluut diep voor die gasten.
Ik vind het een geweldige prestatie om van beneden naar boven een zo’n (in mijn ogen) onmenselijke prestatie te leveren. Vooral in deze kou.
Koffie dus voor ons. En een sanitaire stop. Want dat moet je wel in die kou.
Na een half uurtje trappen wij de boxer weer aan, en nemen wij dat laatste 'restje' haarspelden naar beneden om wederom in dat
Arabba aan te komen.
Een beetje op kousenvoeten moet ik zeggen, het asfalt in de bochten is koud, en glad. De banden van de ‘brommer’ komen daardoor ook niet lekker op temperatuur, en echt door de bochten 'vegen' is er dus absoluut niet bij.
Plus dat wij ‘last’ hebben van die wielrenners, en hun volgploegen. Want als het even kan pakken die gasten de hele breedte van de weg, met weinig ruimte voor de tegemoetkomende medemens als gevolg
Van
Arabba gaat het over de
Passo di Campolongo, naar
Corvara, en vanaf daar gaat het via
Villa Stern di Badia naar 'het noorden'.
Via mooie wegen, die opeens geen Pass meer heten, maar zeker net zo kronkelig en bergachtig zijn, en via
Longega, rijden wij eindelijk ons toeristische soort van eindstation
Brunico / Brüneck binnen.
En daar valt het nog niet mee om de motor ergens fatsoenlijk te stallen. Uiteindelijk lukt het natuurlijk wel, maar wij zijn zeker een kwartier aan het rondjes rijden geweest, voordat wij überhaupt een prettig, speciaal doorvoor ingericht, motorpakeerplekje kunnen bemachtigen.
Het is druk hier in Brüneck ; waarschijnlijk hebben meer mensen dat blad bij de tandarts gelezen…
En na een heerlijke zoete cappuccino, zoals die dingen eigenlijk alleen maar in Italië kunnen smaken, stiefelen wij op onze motorlaarzen, en in onze fijne warme zwarte ‘lederhose’ dat stadje door.
Een beetje bekijks hebben wij wel, want het is inmiddels weer fijn tegen de 30 graden, en over het algemeen is dat een temperatuur waarin je niet (lopend) onderweg bent op laarzen…
(bijna te strak...)
De persoon die het stukje in het blad bij de tandarts had geschreven, heeft zeker niet overdreven. Vooral de oude binnenstad is schitterend, met zijn vele in pasteltinten geschilderde woningen, en winkels.
Met mooie doorkijkjes, en hele typische Oostenrijkse gemütlichkeit. On-Italiaans derhalve. En heel gek is dat natuurlijk ook niet, want heel ver van Oostenrijk zit je ook niet af, als je hier bent.
(...pasteltintjes all over the place)
We sjouwen dus wat, kijken wat, en brengen zelfs een bezoekje aan een akelig sjieke begraafplaats (rare gewoonte wellicht, maar dat doen wij vaker als wij op vakantie zijn. Een begraafplaats bezoeken…) aan de rand van het oude centrum.
Een begraafplaats achter een fraaie geelachtig gekleurde 19e-eeuwse neoromaanse Pfarrkirche. Een kerk die wellicht iets teveel opgeknapt is, het ziet er allemaal wel erg rete strak uit.
linkje + foto’s van Brüneck
Net zo als dat er een tijd is om te komen, is er een tijd om te gaan, en via de
strada statale 49 della Pusteria (SS 49) zoeken wij onze route naar de Oude Brenner, en die zakken wij af naar ‘het Zuiden’, naar
Bolzano, waar wij bewust een beetje door het centrum toeren.
En dat is natuurlijk geen goede keus, want de boxer loopt bij lage toeren nog steeds als een mank schaap.
Met dat verschil dat een boxer anders klinkt dan een schaap, hoewel daar misschien hele volkstammen anders over denken…
Tja, en voordat je het weet is het dan weer avond, en drukken de ons RodeToerding naast een blauwe.
En eerlijk gezegd kan ik mij niet meer herinneren waar, of wat wij die avond gegeten hebben, want ik voelde mij die avond ronduit slecht. Wel hebben we nog een bezoekje gebracht aan de ijssalon, voor toch nog een keer zo’n uitermate smaakvolle ‘Amarenenbecher’ (U kent ze toch wel ; die schuwdadig lekkere amarene kersen ? Amarene is een op siroop ingelegde Italiaanse kersensoort)
En met 2x een snee in mijn linkerduim, omdat ik nogal enthousiast een bolletje (brood) aan het snijden was geweest vandaag (een te zachte duim, of was het mes scherp…??) sluiten wij deze toch wel warm geworden zwoele avond af.
(alleen een witte ontbreekt nog)
We weten al wel dat we morgen
NIET gaan motorrijden. De reden hiervoor is dat ik werkelijk als een joekel van een berg op zie tegen de 1200 kilometer terugreis overmorgen, en probeer daarom morgen alvast een beetje energie te vinden.
Energie die op dit moment heel ver te zoeken is…
Morgen doen we een soort van ontspanningsdag ; want we hebben tenslotte ook nog een beetje vakantie. Vrouwlief oppert dat het wellicht veel beter is (voor mij) om de terugweg in 2 stukken te hakken, dus dat wij ergens halverwege overnachten.
En met die gedachte is het ‘oogjes dicht en snaveltjes toe…'